Politiek systeem van Duitsland en Nederland (ca. 1 lesuur)

Thematisch ontwerp 

De leerlingen gaan aan de slag met de belangrijkste politieke instellingen en ambten van het andere land - zoals de Tweede Kamer of de Bondsraad - en krijgen hiervoor een lijst met korte feiten. Op basis van deze lijst moeten zij overwegen welke ambten en instellingen globaal overeenkomen (zoals de koning en de Bondspresident). 

Nadat deze vergelijking is gemaakt, gaan de leerlingen aan de slag met de vergelijking van de taken van de/het respectieve instelling/ambt (bijvoorbeeld de taken van de bondskanselier in vergelijk tot de taken van de minister-president). 

De achtergrondinformatie over het politieke systeem van het eigen land wordt geacht lesstof te zijn uit de onderbouw.

 

De leerlingen...

  • zijn bekend met Duitse en/of Nederlandse politici.

  • zijn bekend met de belangrijkste instellingen en ambten van de Nederlandse en Duitse politiek.

  • kunnen de fundamentele verschillen en overeenkomsten met betrekking tot de belangrijkste instellingen en ambten van de Nederlandse en Duitse politiek herkennen en benoemen.

  1. Voorbereiding
     geen

  2. Introductie
     
    Leerdoelen:

  • De leerlingen zijn bekend met Duitse en/of Nederlandse politici.

Instructie docent:

De docent laat de leerlingen portretten zien van de volgende politici:

  • Nederlandse minister-president 

  • Nederlandse koning

  • Duitse bondspresident

  • Duitse bondskanselier

Opmerking: De docent kan de portretten uitprinten en uitdelen, op A4-formaat op het bord pinnen of via een smartboard laten zien.

De leerlingen wordt gevraagd wie deze mensen zijn en wat hun functies zijn. Als de leerlingen de persoon niet herkennen, is dit niet tragisch voor de verdere opdracht. 

  1. Werk- en leerfase
     
     Uitvoering: 

De docent kan zelf beslissen of de volgende opdrachten zelfstandig, in tweetallen of in een groep worden uitgevoerd. Indien mogelijk dient de docent het werkblad in gedrukte vorm aan de leerlingen uit te delen, zodat alle leerlingen gemakkelijk aan de tabel kunnen werken. Als de leerlingen de opdracht zonder computer uitvoeren, moet naast het werkblad ook het “Overzicht politieke instellingen” met de belangrijkste politieke actoren en instellingen in Duitslandworden uitgedeeld. Anders kunnen de leerlingen de link naar het document vinden in het leergebied voor de bijbehorende taak. 
 

Opdracht 1:

Bekijk de lijst met politieke actoren en organen in Duitsland. Welke Nederlandse ambten en politieke actoren komen ongeveer overeen met welke Duitse ambten en actoren?

 

Opdracht 2:

Jullie hebben de Duitse en Nederlandse ambten en politieke actoren vergeleken en gezien dat veel functies grotendeels op elkaar lijken. Als men de ambten echter van dichterbij bekijkt, zijn er natuurlijk verschillen. Welke zijn deze? Vul in de tabel het betreffende orgaan of ambt in en noteer de verschillende opdrachten.

  1. Reflectie 

De docent kan hier het einde van de les inleiden en controleert of de leerdoelen zijn behaald. 

Hier kan/kunnen  

  • de beelden bij de introductie als korte herhaling weer worden opgepakt met de vraag: "Wat zijn de verschillen tussen hun ambten?" 

  • afzonderlijke ambten nogmaals als herhaling worden besproken met betrekking tot de verschillen en overeenkomsten. 

  • de vraag, hoe en door welke instanties de burgers in Nederland en Duitsland in de politiek worden vertegenwoordigd, worden gesteld. ANTWOORDMODEL

  • er een valse stelling naar voren worden gebracht door de docent, die de leerlingen moeten weerleggen (bijv. de Duitse kanselier is te vergelijken met de Nederlandse koning). 
     


     

Kiesstelsel Duitsland/Nederland (ca. 1 lesuur)

Thematisch ontwerp 

Als inleiding kijken de leerlingen naar een Duits en Nederlands stembiljet, behandelen vervolgens het Nederlandse en Duitse kiesstelsel en bespreken aan de hand van deze concrete voorbeelden het concept van zuivere evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging en overwegen de voor- en nadelen van deze twee kiesstelsels voor het politieke werk, de samenstelling van het parlement en de vertegenwoordiging van de kiezers of de uitgebrachte stem. Zij lezen daar een informatieve tekst voor die in het kort de belangrijkste aspecten van het Duitse en Nederlandse kiesstelsel beschrijft. 

Op basis van hun overwegingen geven de leerlingen tot slot een persoonlijke inschatting van welk kiesstelsel zij geschikter achten voor een landelijke verkiezing en onderbouwen dit. 


De leerlingen...

  • zijn bekend met het Duitse en het Nederlandse stembiljet.

  • kunnen delen van het Nederlandse en Duitse kiesstelsel uitleggen.

  • zijn bekend met de fundamentele verschillen tussen het Nederlandse en Duitse kiesstelsel.

  • kunnen de verschillen tussen zuivere evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging op basis van het Nederlandse en Duitse kiesstelsel beschrijven.

  • kunnen de voor- en nadelen van evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging beschrijven. 
     

  1. Voorbereiding
     geen

  2. Introductie
     
    Leerdoelen:

  • De leerlingen zijn bekend met het Duitse en het Nederlandse stembiljet.

  • De leerlingen kunnen delen van het Nederlandse en Duitse kiesstelsel (aantal stemmen en wat/wie wordt gekozen) uitleggen.

Instructie docent:

De docent laat de leerlingen een voorbeeld zien van een Nederlands en een Duits stembiljet. Vervolgens gaan de leerlingen de stembiljetten in detail bestuderen en (de verschillen en overeenkomsten) beschrijven. 
 

        3. Werk- en leerfase
 

Opdracht 1
 
 
Leerdoelen:

  • zijn bekend met de fundamentele verschillen tussen het Nederlandse en Duitse kiesstelsel.

  • kunnen de verschillen tussen zuivere evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging op basis van het Nederlandse en Duitse kiesstelsel beschrijven.

  • kunnen de voor- en nadelen van evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging beschrijven.

Lees de tekst en voer de volgende opdrachten uit:

  1. Definieer de begrippen evenredige vertegenwoordiging en gepersonaliseerde evenredige vertegenwoordiging.

  2. Vergelijk vervolgens het kiesstelsel van Duitsland en Nederland op de volgende punten:

  3. Telt elke stem even zwaar?

  4. Welke invloed hebben beide kiesstelsels op de samenstelling van het parlement? Wat zijn de kansen voor kleinere partijen om het parlement binnen te komen en deel te nemen aan politieke gebeurtenissen?

  5. Welke voor- of nadelen kunnen er zijn als kiezers een persoon kiezen en welke voor- en nadelen zijn er als kiezers een partij kiezen? Welke gevolgen kan de desbetreffende procedure hebben voor de vertegenwoordiging van kiezers?

    4. Reflectie 

De docent kan hier het einde van de les initiëren en controleren of de leerdoelen zijn behaald. 

Hier kunnen de leerlingen bijvoorbeeld een conclusie trekken: Welk kiesstelsel vinden zij op welke punten het beste?   


 

Lesmateriaal en links

Instructie docent Politiek systeem van Duitsland en Nederland (Word en PDF

Instructie docent Kiesstelsel Duitsland/Nederland (Word en PDF

Overzicht politieke instellingen (Word en PDF

Antwoordmodel Politiek systeem van Duitsland en Nederland (Word en PDF

 

Politiek systeem van Duitsland en Nederland opdracht leerling (Word en PDF

Kiesstelsel Duitsland/Nederland opdracht leerling (Word en PDF