Varianten van de Nederlandse taal

In deze les wordt het onderwerp varianten van de Nederlandse taal behandelt.

Na dit uur

  • weet je wat dialecten zijn.
  • weet je dat er niet alleen één standaardtaal is, maar tal van taalvarianten.
  • kun je bepaalde Nederlandse dialecten aan de desbetreffende regio toewijzen.
  • kun je de oorsprong en de voor- en nadelen van dialecten benoemen.  
  • kun je uitleggen waarom sommige dialecten negatieve connotatie hebben.
  • weet je dat dialecten en taalvariëteiten de eigenlijk gesproken taal zijn in het dagelijks leven.
  • ken je woorden van de verschillende dialecten.

Opdracht 1

Lees de tekst Nederlandse dialecten en beantwoord de vragen. Schrijf de antwoorden op.

Opdracht 2

Bekijk de video die de docent laat zien en raad welk Nederlands dialect te horen is.

Markeer eventueel de regio waarin het betreffende dialect wordt gesproken op de kaart van Nederland die je hebt gekregen.

Opdracht 3

a) Voer de volgende taken uit (1 tot 3).

1. Hoe heten de volgende begrippen in het aan jullie toegewezen dialect? Gebruik het woordenboek dat is opgegeven voor "jullie" dialect (zie onderstaande link) en schrijf de begrip(pen) op een papiertje. Gebruik één papiertje per Standaardnederlands begrip, zodat jullie aan het einde negen papiertjes hebben.

geit
huis
rug
schaap
sneeuw
ui
vader
vlinder
zakdoek

2. Zoek een uitdrukking op die kenmerkend is voor jullie dialect.

3. Schrijf een woord of zin op die jullie bijzonder grappig vinden.  
 


Gebruik het betreffende woordenboek van jullie dialect van mijnwoordenboek.nl :

Twents

Drents

Gronings

Zeeuws

Heerlens


b) Plak de papiertjes met de "vertalingen" op de kaarten van Nederland. Zorg ervoor dat jullie het papiertje in de juiste regio plaatsen, d.w.z. in het deel van Nederland waar "jullie" dialect wordt gesproken.