Omgaan met migranten in Duitsland en Nederland (ca. 1 lesuur)

Thematisch ontwerp

In deze module gaan de leerlingen in op de rechten en plichten van migranten in Duitsland en Nederland en hoe met hen om te gaan. Daarbij kijken zij hoe de kansen betreffende inburgering en integratie in beide landen vergelijkbaar of verschillend zijn.

De leerlingen...

  • kunnen de term "migrant" definiëren.
  • kunnen de rechten en plichten van migranten in Nederland en Duitsland enigszins vergelijken.
  • kennen de belangrijkste factoren voor de inburgering en integratie van migranten. 
  • kunnen de kansen voor migranten om in te burgeren of te integreren in beide landen beoordelen.
     

1. Voorbereiding
geen
 

2. Introductie

Leerdoelen:

  • De leerlingen kunnen de term "migrant" definiëren.
     

Instructie docent:

De docent schrijft het begrip "migrant" op het bord en vraagt de leerlingen wat zij onder dit begrip verstaan en definieert het begrip samen met de klas. Op deze manier gaan alle leerlingen bij de volgende opdrachten uit van hetzelfde begrip.
 

3. Werk- en leerfase

Uitvoering:

De leerlingen lezen een informatieve tekst over dit thema ("Inburgering in Duitsland en Nederland") en werken aan de volgende opdrachten.  De docent beslist of er in groepjes of in tweetallen moet worden gewerkt.
 

Opdracht

Leerdoelen:

  • De leerlingen kunnen de plichten en rechten van migranten in Nederland en Duitsland enigszins vergelijken.
  • De leerlingen kennen de belangrijkste factoren voor de inburgering en integratie van migranten. 
  • De leerlingen kunnen de kansen voor migranten om in te burgeren of te integreren in beide landen beoordelen.
     

a) Lees de tekst Inburgering in Duitsland en Nederland. Vat samen welke plichten en rechten migranten hebben in beide landen.
b) Vergelijk deze rechten en plichten. Waar lijken deze op elkaar? Waar zien jullie verschillen?
c) Hoe schatten jullie de kansen van migranten in om in te burgeren of te integreren in Nederland en Duitsland? Zien jullie betere of slechtere kansen in één van de twee landen?
d) Welke aspecten van het inburgerings- of integratieproces zouden volgens jullie nog verbeterd kunnen worden? Waar zien jullie problemen? Neem een kritisch standpunt in.
 

4. Reflectie

Hier reflecteren de leerlingen op de kennis die is opgedaan met de opdrachten die zij hebben gemaakt. Er wordt gekeken of de leerdoelen zijn behaald.

  • De docent kan de leerlingen bijvoorbeeld confronteren met de vraag welke aspecten van het inburgerings- of integratieproces hen hebben verrast. Wat hadden ze niet verwacht?