Taalgeschiedenis Tweede Germaanse klankverschuiving (ca. 1 lesuur)

Thematisch ontwerp

Met behulp van het onderwerp Tweede Germaanse klankverschuiving gaan de leerlingen aan de slag met de taalgeschiedenis van het Duits en het Nederlands.

Door het vergelijken van Nederlandse en Duitse woorden maken de leerlingen kennis met de veranderingen van medeklinkers die door de tweede klankverschuiving zijn ontstaan. Hiervoor zetten ze bepaalde woorden naast elkaar en herkennen zo systematische verschillen. Vervolgens vergelijken ze hun resultaten met een tekst over de klankverschuiving.

De leerlingen kunnen deze nieuw ontdekte "regel" gebruiken als hulpmiddel bij de taalverwerving, bijvoorbeeld bij het begrijpend lezen en voor het leren van nieuwe woorden. 

De leerlingen...

  • kunnen omgaan met de mening van anderen en hun eigen mening uitleggen.
  • kennen enkele voorbeeldige kenmerken van klankverschuivingen.
  • weten dat taal verandert.
  • kunnen systematische verschillen in het medeklinkersysteem van beide talen herkennen.
  • kunnen de tweede klankverschuiving en de bijbehorende veranderingen benoemen.
  • kunnen de systematische verschillen in het medeklinkersysteem van beide talen gebruiken om de andere taal beter te begrijpen.

1. Voorbereiding

geen

2. Introductie

Leerdoelen:

  • De leerlingen kunnen omgaan met de mening van anderen en hun eigen mening uitleggen.
  • De leerlingen maken kennis met het onderwerp.

Instructie docent: De docent schrijft een opvallende uitspraak op het bord, zoals "Het Nederlands is aangepast Duits./Het Nederlands is een vorm van het Duits." Vervolgens vraagt de docent aan de leerlingen wat ze van de uitspraak vinden en bespreekt dit met hen.

3. Werk- en leerfase

Uitvoering: De leerlingen krijgen het stencil klankverschuiving. De docent kan zelf beslissen of er in groepen, in tweetallen of individueel wordt gewerkt. Daarnaast kan de docent bepalen of de subopdrachten (a-d) per opdracht worden besproken of dat de leerlingen eerst alle opdrachten maken en deze pas aan het einde worden besproken.

4. Reflectie

Hier wordt gereflecteerd of de leerlingen de lesdoelen hebben gehaald. Daarom stelt de docent vragen om de kennisoverdracht te controleren.

  • De docent kan bijvoorbeeld onbekende woorden op het bord schrijven, die de leerlingen met behulp van de “regel klankverschuiving” moeten vertalen.
  • De uitspraak uit de introductiefase kan worden opgepakt (“Nederlands is een aangepast Duits./Nederlands is een vorm van Duits.") en opnieuw worden besproken. Het resultaat zou moeten zijn dat de uitspraak niet correct is, maar dat beide talen een gemeenschappelijke oorsprong hebben, waaruit het Duits zich heeft "ontwikkeld" door de tweede klankverschuiving.