Jeugdtaal Duitsland (ca. 1 lesuur)

Thematisch ontwerp:

Dit lesuur is bedoeld voor het vreemdetalenonderwijs Duits. De taak van de introductiefase kan worden uitgevoerd in de lessen Nederlands zonder kennis van de vreemde taal.

De leerlingen zijn als voorbeeld van de complexiteit en variabiliteit van talen met de jeugdtaal van Nederland en Duitsland bezig. Op deze manier worden de leerlingen zich bewust van de historische dimensie van taal en dat taal verandert. In dit lesuur kijken de leerlingen als voorbeeld van taalveranderingen eerst naar termen uit de Nederlandse jeugdtaal van de afgelopen decennia en denken ze na over equivalenten uit hun huidige taalgebruik. Daarna leren ze de jeugdtaal van Duitsland kennen. Hiervoor zetten de leerlingen termen uit de Duitse jeugdtaal naast een Nederlandse betekenis. Vervolgens worden de jeugdtaaltermen van Duitsland vergeleken met de jeugdtaal uit het eigen land.

De leerlingen...

  • weten dat de jeugdtaal voortdurend verandert.
  • kunnen hun eigen spreekgewoonten vergelijken met jeugdtaaltermen uit het verleden.
  • kennen termen uit de Duitse jeugdtaal.
  • kunnen verschillen en overeenkomsten van de Duitse en Nederlandse jeugdtaal benoemen.

1. Voorbereiding
Geen

2. Introductie

Leerdoelen:

  • De leerlingen kunnen hun eigen spreekgewoonten vergelijken met jeugdtaaltermen uit het verleden.
  • De leerlingen weten dat de jeugdtaal voortdurend verandert.

Instructie docent: De docent schrijft jeugdtaaltermen uit het verleden, bv. de jaren '60 of '80, op het bord (voorbeeld woorden zie schema hieronder).

Vervolgens worden de leerlingen gevraagd wat de termen waarschijnlijk betekenen en of ze een begrip kennen uit de tegenwoordige jeugdtaal waarmee hetzelfde benoemd wordt.

Tijdperk

Woord en betekenis

1965-1970

birdie (meisje)

blits (opvallend goed, modern)

stoot (sexy meisje)

vogel (een rare jongen)

1980-1990

aso (asociaal persoon)

bever (debiele kerel)

kip(je), miepje (meisje)

stijl (erg goed)

tjabo (maatje, vriend)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3. Werk- en leerfase

Leerdoelen:

  • De leerlingen kennen begrippen uit de Duitse jeugdtaal.
  • De leerlingen kennen verschillen en overeenkomsten van de Duitse en Nederlandse jeugdtaal.

Uitvoering: De leerlingen maken de opdracht van het stencil Jeugdtaal Duitsland met daarop termen uit de Duitse jeugdtaal en hun Nederlandse betekenis (vanaf ongeveer 2021). De docent kan zelf beslissen of er in groepen, in tweetallen of individueel wordt gewerkt.

Opgaven op het stencil Jeugdtaal Duitsland:

a) Seht euch die Begriffe aus der deutschen Jugendsprache an. Versucht, den Begriffen eine der untenstehenden niederländischen Bedeutungen zuzuordnen.

b) Vergleicht die Begriffe der deutschen Jugendsprache mit Begriffen aus eurer eigenen Jugendsprache. Decken sich die Begriffe miteinander oder werden andere Bereiche abgedeckt? 

4. Reflectiefase

Hier reflecteren de leerlingen of ze de leerdoelen hebben gehaald. Daarom stelt de docent vragen om de kennisoverdracht te controleren.